top of page
  • Foto van schrijverLindsey De Grande

2019: YOU ARE BIGGER THAN WHAT IS MAKING YOU ANXIOUS

Hallo iedereen


Vorige week werd ik 30 jaar, dus werd het nog eens tijd om aan het schrijven te slaan. Verjaardagen blijven een ware worstelpartij. Of toch zeker de aanloop er naartoe. In die periode vecht ik gigantisch met de invulling van het woord dankbaarheid. Ik ben de laatste die ondankbaar wil overkomen en zijn. Ik wil het leven net omarmen, dankbaar dat ik er nog steeds mag zijn. Iets wat helemaal niet vanzelfsprekend is. Ik omarm het ook, of probeer het toch. Maar diep vanbinnen verlang ik naar een warme, tedere omhelzing zoals met de grootste, zachtste teddybeer ter wereld. En in realiteit heb ik vaak het gevoel een stengel van een roos te omhelzen. Dun, waardoor je moet opletten dat het je niet ontglipt. Het leven. Waardoor je het wel stevig moet vastnemen. Enerzijds. Want je wilt het niet kwijt. Maar je weet dat je je er tegelijk wel veel pijn mee doet. Daar kan die stengel niet aan doen, die is nu eenmaal zo gemaakt. Er hoort een omarming te zijn, dat is ook m’n keuze. Dat wil ik. Alleen voelt het soms alsof we 2 partijen zijn die niet samen horen. Alsof m’n leven en de invulling ervan, door hoe ik me voel en alle obstakels, niet past bij wie ik diep vanbinnen ben. Ook al weet ik dat ook dit bij m’n levensweg hoort. Ik zou me zo graag met een open hart dankbaar en levendig voelen, maar ik besef dat ik me vooral schuchter, bang, teruggetrokken en overlevend voel. Ik haat dat gevoel. En ik haat dat ik het haat.

Ondertussen zit ik al lang genoeg zonder medicatie, dat ik besef dat het stilaan een illusie is, dat ik me zonder medicatie beter ga voelen. Die ontnuchtering is keihard. Iets waar je jaren naar uitkijkt, blijkt niet te bestaan. De deadline die je in je hoofd ontelbare keren vooruit schoof, enkel en alleen om te kunnen blijven ademen, blijkt een doorlopende lijn te zijn, zonder einde. Soms is het moeilijk om dan te blijven ademen bij dit besef. Gelukkig is het nog niet te lang om de hoop te verliezen dat er wel nog oplossingen zullen gevonden worden. En ook hier worstel ik met dankbaarheid. Ik weet hoe hard ik heb gebeden, gehoopt, gezwoegd om ooit te kunnen stoppen met de behandeling. Ik weiger dan ook om dit sprankeltje dankbaarheid niet levendig te houden. Maar het is wel een klein sprankeltje geworden. Al huiver ik in elk celletje van m’n zijn, bij de gedachte dat ik eigenlijk elk moment, eender wanneer, te horen kan krijgen dat ik terug moet herbeginnen. Als m’n kankerwaarden bij de controles soms schommelen, weet ik met mezelf geen blijf. Maar eigenlijk is dit ook zo als het wel stabiel is. Ik heb het gevoel mezelf continu in bedwang te moeten houden. Sterk te moeten houden. Voor te bereiden, op wat eventueel komen kan. En tegelijk staande te houden, in wat continu bezig is. Ik besef ook enorm dat die soorten medicatie steeds meer en meer vernietigend zijn geweest voor m’n lichaam, met op kop voor m’n zenuwstelsel. Sterker in het inperken van de kanker, maar ook sterker in het aanvallen van bepaalde gezonde systemen in m’n lichaam. Tegelijk weet ik dat ik met de eerste soort medicatie nooit op het punt zou zijn gekomen om überhaupt te kunnen stoppen met de medicatie. Me telkens opnieuw in de vuurlinie smijten, heeft dus gelukkig wel iets opgeleverd. Alleen voelt het nog steeds alsof ik in de vuurlinie sta. En in gedachten had ik toch gehoopt al heel lang, samen met m’n dierbaren, iets verder van de vuurlinie te kunnen staan. Wetende en beseffende dat je met de diagnose kanker altijd wel ergens de vuurlinie blijft zien, voelen, of ruiken en het elk vezeltje van je lichaam in een vingerknip in alle staten kan doen veranderen. Maar toch, iets verder verwijderd, zou al iets zijn. Op sommige dagen, zelfs veel.

Ik heb eigenlijk helemaal geen probleem om 30 jaar te worden. Ik heb het wel moeilijk met het gevoel dat er sinds m’n 22e een gat uit m’n leven is genomen, en deze hap steeds groter aan het worden is. 8 jaar is zo lang, en tegelijk is het een grote waas. De dagen gaan soms tergend traag, maar de jaren op zich vliegen voorbij. Vliegen voorbij, maar zo anders dan ik ze ooit had voorgesteld. Ik had gedacht zelf door het leven te mogen vliegen. Vrij, gelukkig, licht. Nu vlieg ik naar m’n gevoel eerder als brokstuk midden in een orkaan. Niet wetende wat onder of boven is. Niet wetende waar de draaikolk stopt. Als die al stopt. Ik besef dat velen dit gevoel hebben waarschijnlijk. Het gevoel dat de jaren anders verlopen dan gepland of verwacht. Beseffend dat verwachtingen en planningen wel een houvast lijken te zijn, maar eigenlijk weinig houvast of zekerheid bieden. Maar dat ik bovenop dat gevoel, er ook altijd die vermoeidheid en een gecrasht centraal zenuwstelsel moet bijnemen, maakt het iets moeilijker om flexibel te zijn en de ‘plannen’ aan te passen. Het voelt zo vaak alsof ik in een zinkgat zit, waarbij ik de randen steeds verder van me zie verwijderen. Niet meer wetende hoe het was om tiener te zijn. Beseffende dat je de jaren als twintiger zo bezig was met zwoegen en je sterk houden dat je ook daar geen ankerpunten hebt in wie je bent, en ondertussen aan de volgende cirkel begonnen zijn van dertiger. Dankbaar om die cirkels te mogen meemaken. Maar soms ook enorm foeterend over de manier waarop. Je zou willen ankers uit kunnen gooien, om je naar de rand terug te trekken. Maar je beseft dat die randen nooit meer bereikbaar zijn. Deze jaren zijn gepasseerd. Ze waren wat ze waren. Uit het zicht, altijd in het hart.

Maar gaten hebben ook bodems, en die bodems kunnen ook naar boven komen. Klaar om een nieuwe houvast te bieden. Nieuwe bodems kunnen drijven, naar grotere stukken land. En die kunnen op hun buurt aan het land verankerd geraken over de jaren heen. En die weg zal ik ook afleggen. Die weg leg ik ook af. Alleen, zo anders dan verwacht, gedacht, gehoopt.

Ik zou zo graag af en toe een wild card mogen inzetten. Een dag waarop ik kan verspringen. Soms naar die ver verwijderde randen, als tiener, als beginnende twintiger. Soms naar de bodem en de opstijgende grond. Soms naar het vaste land en die houvast. Naar waar dan ook. Zolang het maar niet in het zinkgat is. Het gat waar het worstelen en watertrappelen zoveel energie vraagt. Het gat, dat heel wat dagen zo ellendig lang kunnen maken, en tegelijk de jaren doen vervliegen.

M’n lopen blijft een grote houvast hierin, omdat ik weet, hoop en diep vanbinnen voel, dat deze cirkel nog niet rond is, en ook nog niet volledig verwoest is. Het is al lang dezelfde cirkel niet meer, dat kan ook niet. Maar er blijft wel nog iets van over. En dat is m’n drijfveer om m’n kracht en sterkte te blijven uit de kleinste hoekjes in m’n lichaam zoeken. Ook al stribbelt m’n zenuwstelsel tegen. Ook al stribbelt vaak alles tegen. En daarmee is niet alleen pijn gepaard. Maar ook de constante tergende vermoeidheid, de plots opkomende extreme vermoeidheid, de draaierigheid, de concentratiestoornissen, de overprikkeling door geluid, drukte, licht,… Maar ook de pijn, in eender welk lichaamsdeel. De migraineaanvallen. Het is soms te absurd om op te sommen op welke domeinen het allemaal een enorme impact heeft. Maar mede dankzij m’n lopen, vind ik de kracht om ook tegen te stribbelen aan m’n zenuwstelsel en aan al die obstakels. Dankzij m’n lopen, kan ik die lasten meestal blijven dragen. Het heeft me de moed om uit m’n bed te kruipen. Het geeft me een doel. Een houvast. Een reden om te durven aan de toekomst denken. Ook al is op die manier lopen een vreselijk harde weg om te doen, ik kan me geen andere en betere weg voorstellen in de gegeven situatie. Ik weet en heb geprobeerd hoe m’n lichaam en geest reageren als ook deze cirkel doorbroken wordt, en dat is nog zwaarder en ingrijpender, dan het nu al is. Deze cirkel afleggen, is dus de enige weg die ik nu kan gaan. Al heb ik schrik tot wanneer ook deze cirkel van het lopen rond zal zijn. Want op een bepaald moment zal deze ‘af’ zijn, of door obstakels ingekort zijn of omgeleid worden.

Verliezen, op heel wat domeinen, werd bijna 8 jaar geleden een constante in m’n leven. Afscheid nemen van zoveel. Fysiek en emotioneel. Je wilt daar niemand mee lastig vallen. Je wilt niemand tot last zijn. En ik besef dat ik vanaf de eerste seconden sinds m’n diagnose, continu probeer om zoveel mogelijk sterk te zijn. Niet tot last te zijn. Te zijn hoe ik wil zijn in iemands leven. Geen obstakel. Maar net een steun. Blijven ademen. Sterk zijn. De lasten zoveel mogelijk zelf dragen. En ongetwijfeld, zal dit me vaak niet gelukt zijn, en nog steeds niet lukken. Hoe hard ik ook probeer. Hoe hard ik ook wil. Verliezen en afscheid nemen, is bikkelhard. Voor iedereen. In welke mate dan ook. Maar gelukkig moet ik niet van alles en iedereen afscheid nemen. Ik moet geen moeite doen om dankbaarheid te voelen, als ik denk aan m’n echte houvast. Namelijk die dierbaren die nu nog steeds naast me staan. Als ik aan hen denk, stroomt m’n hart vol met dankbaarheid en liefde. Oneindig veel. Oneindig lang. Waardoor ik blijf weten hoe dit voelt. Waardoor ik blijf beseffen dat het bestaat. Onvoorwaardelijk. Iets heel zeldzaam. Deze cirkel van m’n echte dierbaren is oneindig lang, stevig en egaal. In dit leven, en hier na. Die houvast, zal ervoor zorgen dat ik ook altijd een nieuwe, andere houvast zal vinden. Hoe vindingrijk ik ook soms moet zijn. En ondertussen hoop ik dat de bodem blijft stijgen in dat zinkgat. Tot ik weer voet aan land kan zetten. Een land met warme mensen. Die elkaar helpen, niet om er zelf beter uit te komen, maar om er voor de ander te zijn. Niet schijnheilig, of met een verborgen agenda, maar oprecht. Een land met veel liefde en steun. Een land, waarvan ik weet dat het bestaat! Het is alleen soms ver en moeilijk zoeken. Maar ik weet ook, dat ver en moeilijk, mogelijk is. En uiteindelijk, de moeite waard!

Ik hoop dat jullie allen ook voet aan land mogen zetten en land mogen blijven vinden!

Liefs,

Lindsey

3 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page