Op het einde van het jaar, is het vaak het moment om terug te blikken en vooruit te kijken. Maar dit jaar, doe ik dat liever niet. Beter gezegd, ik kan het ook gewoon niet. Omdat het gewoon te pijnlijk is. Dit jaar, heb ik het gevoel dat ik tijdens de beklimming van m’n levenspad, in een ravijn ben geduwd en maandenlang ben blijven vallen. Onnoemelijk diep, onnoemelijk snel, onnoemelijk lang, onnoemelijk onverwacht. Telkens ik dacht, of eigenlijk hoopte, het niet erger kon, omdat ik nog nooit zoveel emotionele pijn had gevoeld in dit leven, bleek er toch nog een nieuwe versnelling neerwaarts te ontstaan. Soms schampte ik rotsen, soms kwam er een extra stoot. Tot ik uiteindelijk, knock-out, zonder ook maar een sprankeltje levenslust op de donkere bodem van een gigantische krater belandde. Onderweg helaas alle vertrouwen verloren. In mezelf, in de medemens, in het goede, in woorden, in daden, in het leven. Ik dacht met mijn kankerdiagnose, te weten wat het is om m’n wereld te voelen instorten. Dat ik wist hoe het was om alles van schroot te moeten opbouwen, en hoe pijnlijk en moeizaam dit was. Ik dacht dat erger niet bestond. Ik dacht en geloofde zoveel. Tot dit jaar. Vergeleken met de laatste maanden, waren m’n kankerdiagnose en andere rouwprocessen, slechts windstootjes. Vergeleken met deze hartverscheurende pijn, was zelf mijn compleet neurotoxische reactie van m’n chemopillen, iets waarvoor ik meteen zou ruilen. Ook al had ik eraan kunnen sterven. Ook al heb ik daar de dag van vandaag nog steeds de naweeën van. Fysieke pijn is vreselijk, het gevoel dat je lichaam dagenlang in brand staat, niet te beschrijven. Blijvende neuropathie, bedrukkend. Maar dit jaar heb ik ervaren, dat niets zo erg is, als het gevoel dat je hart en ziel van dichtbij in brand wordt gestoken en maar blijft branden.
Momenteel heb ik het gevoel half bewusteloos op de bodem te liggen. M’n wonden aan het checken, waar er nog dagelijks bloeduitstortingen bij komen. Vanbuiten kan iemand ogenschijnlijk niets hebben, terwijl het lichaam vol met interne bloedingen zit. En deze zijn jammer genoeg veel moeilijker te stelpen dan de zichtbare wonden, hoe vuil een wonde er ook kan uit zien. Op dit moment weet ik niet of alle interne bloedingen ooit kunnen gestelpt worden. Op dit moment voelt het dat 10 dokters met octopusarmen nog zouden tekort schieten om kompressen aan te sleuren. En als er al hoop is dat een van de wonden begint te helen, kan er op elk moment, door omstandigheden en gebeurtenissen, een stuwdam aan kompressen breken, zodat de stortvloed terug oncontroleerbaar wordt.
Tijdens het vallen, merk je waar bij anderen de wil ontstaat, of ontbreekt om er echt te zijn en te helpen. Hoeveel je echt voor iemand betekent. Waar woorden overgaan in daden, of net niet. Dat extra gewicht, kan de val helaas niet korter maken, maar de doodsmak beneden wel harder. En op die bodem, ben je de enige die jezelf kunt redden uit die vreselijke put. De enige die kan besluiten ooit naar boven te klauteren, ploeteren, worstelen. Dat besluit is ongelofelijk griezelig en vraagt onnoemelijk veel energie. Want je bent doodop. En leeg. En angstig. Het voelt alsof je alles verloren hebt waarvoor je wilde klauteren. En dat brengt een soort gelaten rust over je. Want hoe diep en donker het er ook is, het is bekend terrein. En op een ziekelijke manier, biedt het comfort omdat het er veilig lijkt. Je bent er alleen, maar dan kan niemand je ook kwetsen. Je zit wel op de bodem, maar dan kan je niet nog meer vallen. Het is er donker, maar de waas beschermt je ook van wat je ziet gebeuren in het daglicht. En doordat het voelt alsof je alles verloren hebt, kan je ook niets meer verliezen.
Maar als je lang genoeg op de bodem ligt, hoor en zie je plots toch dingen. Het licht dat vanaf het begin naar je werd gestuurd vanop de rand, begint je stilletjes aan te bereiken. De stemmen die je aanmoedigen omdat ze in je geloven, komen flauw in echo je gehoorgang binnen. De hulpmiddelen om langs de glibberige rand naar omhoog te klimmen, vind je terug op de bodem. Door die combinatie heb je plots wél terug een keuze. Blijven liggen of starten met klimmen. De klim, waar er een wereld van mogelijkheden terug ontstaat, maar wat ook heel onvoorspelbaar is. Je ziet de rand niet. Je weet niet wat je er zult aantreffen. Je vraagt je af hoeveel keer je nog kan vallen en opstaan. Of je dit wel nog kan overleven. Maar je beseft ook, dat de overlevingsdrang van een mens, het geloof in het goede en de kracht van het licht, uiteindelijk altijd sterker is, dan welke put, oneindige val en duisternis ook. Je beseft, dat op de bodem blijven liggen, eigenlijk geen optie is. Je beseft dat wie echt wilt, altijd een helpende hand kan en zal uitsteken. Die kleine dingetjes, geven je de moed om te beginnen klauteren. En ondanks dat je intern nog blijft bloeden, komt er een centrale lijn van bloedtransfusies naar je toe. Het geeft je de speling, om niet meer leeg te bloeden. En dat alleen al, is iets om heel dankbaar voor te zijn. Wat de interne wonden ook doen, je krijgt toch een beetje zuurstof en ademruimte. Net voldoende, om stapjes te zetten.
En dat is exact wat ik in 2022 zal proberen doen. Ik zal ongetwijfeld blijven slieren, blijven klauteren, en soms wat terug vallen. Ik zal ongetwijfeld eens blijven hangen, de echo’s zullen me soms zwakker bereiken, en het licht zal nu en dan slechts knipperen. Maar eenmaal gestart met klimmen, ligt de focus niet meer op de bodem beneden. Het ligt zelfs niet op de rand. De focus ligt op elk ministapje dat je zet. Het nu. Waarbij niemand, behalve jij zelf, beseft hoe immens zo’n stapje is. Hoeveel energie het van je vraagt. Welke worsteling het is. Maar waarbij je ook zelf de kracht voelt, wanneer het stapje is gelukt. Niemand kan voor jou klimmen, niemand kan voor jou de put uit komen. Maar ieder van ons kan wel iemand aanmoedigen te klimmen. Hulpmiddelen aanbieden. Een centrale lijn aan bloed ter beschikking stellen. Tot we ooit weer bij de rand komen. Ieder van ons kan iemand in het nu bijstaan. Ondersteunen. En ieder van ons kan nu stapjes zetten. We hoeven geen kracht te hebben voor de volgende stap, zolang we maar net voldoende kracht vinden om elk huidig stapje te zetten. Kracht, die we aan elkaar kunnen geven, die we in elkaar kunnen aanwakkeren, en die we in onszelf voelen stromen!
Ik wens voor iedereen die kracht, om in het nu, een stapje te zetten. Om het goede te zien, te voelen en te doen. Om mensen aan te moedigen en er voor elkaar te zijn. Om ons niet te laten leiden door angst. Om te vergeven en kansen te geven én krijgen. Maar vooral om in jezelf te geloven en om zacht te zijn voor jezelf! Zo bereiken we allen de rand, na welke val dan ook. Zo beklimmen we onze levensweg, hoe steil ook. Zo zal er altijd licht en hoop zijn. En vooral, zo zal er altijd een centrale lijn aan zuurstof zijn, hoe hevig je ook bloedt!
Liefs
Lindsey
hele mooie tekst je kent me niet maar was vroeger een goede loopster en volg al u prestaties je bent een moedige dame geef nooit op dat heeft onze sport ons geleerd en je doet het heel goed alles komt goed