Een jaartje ouder…
Als kankerpatiënt/ ex-kankerpatiënt, kan je quasi niet anders dan daar blij mee te zijn. En toch is de realiteit soms anders. Of toch deels.
Als kindje, waren verjaardagen voor mij altijd een hoogtepunt. Iets waar ik weken of maanden op voorhand naar uitkeek. Een feestje, cadeautjes, je graag gezien voelen en waardevol genoeg voelen dat anderen er een leuke dag van proberen te maken voor je. Maar ik ben niet langer dat kleine meisje. En op verjaardagen zijn helaas de laatste jaren ook hele vreselijke dingen gebeurd. Niet alleen op verjaardagen. Wat maakt dat ik me in quasi geen enkele omstandigheid nog graag gezien of waardevol voel. Hoe hard sommigen ook hun best doen.
Bovenal, was verjaren voor mij tegelijk het uitkijken naar het verdere leven. Mijmeren over alles wat het leven nog te bieden heeft. Dromen. Doelen. Hoop. Elke dag vol mogelijkheden en kansen. Kansen die m’n ouders me te volle gaven en die ik ook steeds heb proberen benutten.
Tot ik in slaapmodus ging met m’n kankerdiagnose in 2011. Een automatische, volkomen onbewuste reactie. Jaren waarin overleven het enige instinct was. Waarin je aan alles en iedereen ziet dat ze amper geloven je hier nog lang op de aardbol zal rond lopen. Je krijgt geen leningen, geen verzekeringen, alle soorten relaties veranderen of vervagen, je wereld wordt heel klein. Jaren waarin je hen het tegendeel wilt bewijzen. “Ook al draag ik een last met me mee, ik ben geen last in iemands leven. En ik zal hier nog lang rondlopen. Letterlijk en figuurlijk.”
Jaren van veel zaken laten belopen, uit overmacht, uit onmacht, uit onkunde. Wanneer je aan je 22 kanker krijgt, chronisch, met onbepaalde duur van behandeling en geen enkel idee waar je wanneer ooit nog zult uitkomen, dan kraakt er iets in jezelf. Alleen heb je dat maar veel later door. Je mist veel, en eigenlijk mis je vooral jezelf. En het gewone leven. Maar in slaapmodus maakt dat weinig uit. Tot je weer wakker probeert te worden. Of wakker geschud wordt.
Een 6-tal jaar geleden werd ik wakker geschud, en eerst leek dit vooral een grote zegen. Pijnlijk. De confrontatie met alle keuzes, handelingen, gebeurtenissen of net de niet-gebeurtenissen van de jaren ervoor. Maar toch mooi. Hoopgevend. Om terug bewust te leven. Bewust te kiezen. Terug m’n persoonlijkheid te laten ontwikkelen. Terug te leven. Nog steeds met de kanker, nog steeds met de nevenwerkingen, maar toch weer een beetje meer als mezelf. Het proces van wakker worden is ontzettend hard. Het in slaapmodus vervallen gaat in een vingerknip, het wakker worden neemt maanden van verdriet en heftige emoties in beslag. Confronterend. Keihard. Maar alles in je hoopt en gelooft dat het beter is zo.
Niet dat er in slaapmodus geen pijnlijke dingen gebeuren, maar in verdoofde toestand lijkt het je minder te raken. Er is een reden waarom lichaam en geest daar automatisch naar overschakelen. Soms is de realiteit te hard. Soms is het de enige manier om je te beschermen. Het pijnlijkste is echter wanneer je eindelijk wakker bent, om te beseffen en te realiseren dat je wakker bent in een wereld waar je helemaal niet wakker in wilt zijn. Kunt zijn. Een wereld dat emotioneel zo ondragelijk pijnlijk voelt, waar ik zelf niet meer wil en kan mijmeren over het verdere leven. Want wat heeft het me dan te bieden? Mensen die elkaar onnoemelijk veel pijn bezorgen, ontelbaar veel verraad en bedrog, een maatschappij vol vluchtig gedrag, zonder grenzen, met vervaagde normen, waardoor we elkaar zoveel schade aan brengen. Zoveel mensen leven vol trauma’s, al dan niet bewust, waardoor hun ontwikkelde patronen een ware ravage aanrichten. In hun eigen leven, maar ook bij iedereen in de omgeving van hun pad.
De ware identiteitscrisis is niet tijdens het slapen. Niet tijdens het ontwaken. Maar tijdens het wakker zijn nadien, en niet meer weten waarom je zo hard hebt gevochten om uit die slaaptoestand te komen. Als alles waar je zo zeker van was, plots smelt als sneeuw voor de zon, wat is het dan nog waard? Wat is er nog (h)echt. Geen doelen en dromen meer. Geen hoop. De krak die er in zat sinds de diagnose, wordt zo een groot gapend gat. Een waarvan je niet weet of het ooit nog wel kan gedicht worden. Terwijl je je tegelijk schuldig voelt omdat je niet dankbaar bent dat je nog op deze aardbol mag rondlopen, terwijl je velen rondom je hebt zien sterven. Letterlijk en figuurlijk.
En toch is er een reden waarom we hier op deze bol zijn. Er is een reden waarom we leren
wat pijn is. Er is een reden waarom we graag kunnen zien. Er is een reden waarom we ontwikkeld zijn naar wezens die kunnen voelen, kunnen denken, kunnen kiezen, kunnen adapteren. Er is een reden waarom we fouten kunnen maken. Er is een reden waarom we groeien. Er is een reden waarom we kunnen dromen. Een reden voor de dag, een reden voor de nacht. Een reden voor het goede, een reden voor het kwade. Er is een reden voor alles. Ook voor m’n ontwaken. Mijn slaapmodus is over. Mijn leven voelt helaas nog als een ware nachtmerrie. Maar ik weet dat ook dagdromen bestaat. Weliswaar uit een heel ver verleden.
Als klein kindje telde ik altijd getallen op, tot ik een cijfer uitkwam dat me geluk zou brengen. 3, of 7 of 21 of…
Ik ben 34… Ik hoef niet veel te tellen. 3 staat voor alle mogelijkheden die er bestaan, alle potenties. 4 staat voor ritme, structuur en resultaat. 7 staat in de natuurwetenschappen voor stikstof, daarvan heb ik m’n portie nu wel gehad, maar in sprookjes is het vooral een magisch getal. Als m’n 34e levensjaar een combinatie mag brengen van deze getallen, heb ik goeie moed dat het m’n hoop zal doen groeien. Hoop in de mens, hoop in mezelf, hoop in de wereld en uiteindelijk wie weet zelfs hoop in nieuwe dromen en doelen!
Liefs
Lindsey
Comments